Real Astrology, Willem Simmers

DE VIJF PLANETAIRE ASPECTEN

 

Vijf planetaire aspecten

Er zit een verbluffende logica in de opbouw en werking van de aspecten. Als je die eenmaal begrepen hebt, wordt het werken ermee meteen een stuk eenvoudiger. Reden genoeg om deze ‘koppelaars’ op de plattegrond van ons horoscoopformulier eens goed in de schijnwerper te zetten. ‘Koppelaars?’ Ja, want zoals we zullen gaan zien, hebben alle vijf aspecten, de conjunctie, sextiel (60⁰), vierkant (90⁰), driehoek (120⁰) en de oppositie (180⁰), iets gemeen met elkaar dat hen bij voorbaat al verbindt. Voor de conjunctie is dit natuurlijk overduidelijk, omdat we hier te maken hebben met planeten die zich in het zelfde teken bevinden. Dat is dan ook meteen de reden, dat men in de oudheid de conjunctie niet zag als een aspect. Bij een conjunctie trekken planeten met elkaar op als één en zijn ze vanaf hun positie in staat het zelfde te ‘zien’

 

Planeten kunnen elkaar zien of niet zien

Planeten, met andere woorden, werpen een blik naar elkaar vanaf de plaats waar ze zich bevinden in de horoscoop. Het woord ‘aspect’ is namelijk een verwijzing naar iets kunnen zien of bekijken (het woord is afgeleid van specta of aspicio, wat zien, of een blik werpen betekent in het Latijn). Via deze blik dragen ze iets van hun energie over waarmee ze elkaar steunen in (of confronteren met) zaken die aan de orde zijn. De planeten echter, zijn op een bepaalde manier enigszins kieskeurig of eenkennig, want:

Planeten werpen vanuit het teken waarin ze zich bevinden, énkel een blik naar plaatsen/tekens die overeenkomsten vertonen met het teken waarin ze zelf staan. Er moet namelijk ergens een gelijkenis zijn of aanknopingspunt, waardoor de energie die ze overdragen kan worden ontvangen door de planeet in het andere teken. Dit dienen minimaal twee aanknopings- of herkenningspunten te zijn.

 

Het sextiel

Voordat dit allemaal te ingewikkeld gaat worden, kijk eens naar deze afbeelding (afb. 22 uit mijn boek Klassieke Astrologie)

In deze en de volgende afbeeldingen is enkel aangegeven welke eigenschappen sommige tekens gemeen hebben. Het sextielaspect in afbeelding 22 kenmerkt zich, doordat het een blik werpt op tekens van dezelfde gender (man)’ én temperatuur (heet) van een element. Door dit soort overeenkomsten ‘begrijpt’ men elkaar. Een planeet in bijvoorbeeld het vijfde huis die een aspect maakt met een planeet in het zevende, verleent daarmee steun aan het zevende huis. Zouden we met Mars te maken hebben in het vijfde huis, dan zet deze Mars onze partner (zevende huis) aan, de avontuurlijke kant van de relatie wat extra leven in te blazen, of het stimuleert bijvoorbeeld de gezamenlijke interesse voor sportactiviteiten. Onze partner kan dit, los van andere factoren, accepteren want de energie van Mars heeft vanwege de overeenkomsten, een voor hem of haar geschikte ‘aanlegsteiger’ in het zevende huis. Hoe meer van dit soort ‘aanlegpunten/gelijkenissen’, des te vloeiender kan de energie van dit aspect zijn weg vinden in het betreffende huis. Een soepel aspect echter, is niet per definitie een krachtig aspect.

Wat voor afbeelding 22 geldt, geldt natuurlijk ook voor afbeelding 23

Hier zien we hier de vrouwelijke variant en de koude temperatuur die eigen zijn aan de elementen aarde en water. Naar elk huis waar sextielaspecten op geworpen worden, vindt er een blijde herkenning plaats en wordt de grond gevoed waarop de energie van dit aspect is komen te vallen.

 

 

De driehoek

Als we kijken naar afbeelding 24, de driehoek, dan zien we dat álles klopt (afbeelding 24 uit mijn boek Klassieke Astrologie)

Dat wil zeggen, een driehoek kenmerkt zich in eerste instantie doordat hier pas sprake van een driehoek is als de elementen hetzelfde zijn. En nu we hierover veel meer weten (zie met name hoofdstuk twee) zien we dat, behalve de elementen, ook de gender en beide kwaliteiten van de elementen (hier koud en droog), hetzelfde zijn. Met andere woorden, in tegenstelling tot het sextiel, is de ‘resonantie’ en herkenbaarheid die we tegenkomen bij de driehoek, op álle fronten in perfecte harmonie en hebben we meer ‘aanlegpunten’. Dit is een belangrijke reden, waarom er van de driehoek een grotere harmoniserende werking uitgaat, dan van het sextiel. Wat je in het voorbeeld (afbeelding 24) met betrekking tot de aardetekens ziet, geldt natuurlijk ook voor de driehoeken die gevormd worden door de elementen van de vuur, lucht- en watertekens. Ook daar is álles in harmonie.

Het vierkant

De standaardzaken die vierkanten gemeen hebben met elkaar, zijn de kruizen (afbeelding 25 uit mijn boek Klassieke Astrologie)

Met andere woorden, ze delen de overgangen naar ofwel een nieuw seizoen, of een fase binnen een seizoen. Ze delen het enthousiasme in het zetten van een nieuwe stap binnen een bepaalde situatie. In afbeelding 25 zie je dat dit voor wat betreft het hoofdkruis, een vrij radicale stap betreft. Hier bevinden zich overgangen van de seizoenen zelf. Verder zie je dat Weegschaal en Kreeft de natte kwaliteiten van de elementen delen, en Steenbok en Ram de droge kwaliteiten. Hieruit mogen we afleiden dat de genoemde paren met dezelfde kwaliteiten elkaar net iets makkelijker tegemoet treden, doordat we daarmee met twee ‘aanlegsteigers’ (herkenningspunten) te maken hebben in plaats van één (hetzelfde kruis en kwaliteit). Doordat eigenschappen van de kwaliteiten niet compleet zijn (Weegschaal is heet en Kreeft is koud), hebben we te maken met een wankel evenwicht.

Maar, en dit is iets waar we als modern astroloog even aan moeten wennen, de vierkanten behoren, juist vanwege de spanning die het op kan roepen, tot de (naast de conjunctie) krachtigste en meest invloedrijke aspecten. 

Veel zal daarbij afhangen van de planeten die in een vierkantsaspect betrokken zijn. Mars en Saturnus hebben eerder de neiging de boel op scherp te zetten dan bijvoorbeeld de Maan en Venus en zullen derhalve hun invloed op een meer confronterende manier laten gelden.

De oppositie

De kruizen zoals hierboven ook al aangegeven, kenmerken de fasen (en omslagen) van de seizoenen. Hoewel we daarmee overeenkomstige ‘sturingen’ zien, om het zo maar even te noemen, zijn de wegen die de opposities volgen tegengesteld aan elkaar. Het hoofdteken Ram bijvoorbeeld, heeft een opgaande beweging (zie hoofdstuk twee). Het hoofdteken Weegschaal heeft een dalende beweging. Het zijn botsende belangen, dus is het slechts schijn dat we hier te maken hebben met een soepele aansluiting. Sterker nog, hoewel ze dezelfde gedrevenheid bezitten, verdragen ze elkaar niet en gaat er een sterke vaak onderhuidse obstructie vanuit. De Zon kan niet (op hetzelfde halfrond) opkomen en daar tegelijkertijd ondergaan.

Toch geldt, juist voor de oppositie, dat men elkaar heel goed kan zien en vanwege overeenkomsten qua gender en temperatuur ook wel begrijpt (zie afbeelding 28). De oppositie brengt mensen bij elkaar, maar drijft ze ook weer uit elkaar vanwege niet te verenigen belangen.

 

Aversie, het inconjunct en yod

Als planeten elkaar niet kunnen ´zien´, dan spreekt men in de klassieke astrologie over aversie. In het overzicht met planetaire aversie (afbeelding 29) is duidelijk te zien hoe het gesteld is met planeten die vijf tekens van elkaar verwijderd zijn. In dat geval bevinden ze zich altijd in aversie. Of, met andere woorden, in een inconjunct. We lezen dit overzicht als volgt:

Een planeet die bijvoorbeeld in het teken Ram staat (eerste kolom afbeelding 29) en een planeet die zich in het teken Maagd bevindt, hebben niets met elkaar. Ze delen slechts één kwaliteit (droog, vet geschreven) wat onvoldoende basis geeft om op te kunnen bouwen. Kijken we van Ram naar Schorpioen, dan zien we dat hier helemaal géén herkenningspunten te vinden zijn. Dus ook hier zijn er geen ‘aanleg’-mogelijkheden voor planeten die zich in deze tekens/huizen bevinden.

Nemen we als startpunt het teken Stier (middelste kolom), dan krijgen we te maken met hetzelfde laken een pak. Stier en Boogschutter delen de kwaliteit droog en daar blijft het bij.

 

Half-sextiel

Je kunt dit planetaire aversie-overzicht ook gebruiken, om te zien hoe het is gesteld met bijvoorbeeld het half-sextiel (30⁰) dat in feite ook een inconjunct is: INCONJUNCT BETEKENT LETTERLIJK: NIET VERBONDEN.

 

Inconjunct

Paul van Alexandria (vierde eeuw) duidt aversie en daarmee het inconjunct, zoals hierboven al staat beschreven:

‘vervreemding en onbegrip, een onmoge-lijkheid om een aansluiting te vinden of een band te smeden’.

Inconjunct wel of niet meenemen in de duiding?

Voor de modern geschoolde astrologen zijn dit (bovenstaande) behoorlijk tenenkrommende zaken. Moeten we het inconjunct (en de yodfiguur) dan maar helemaal schrappen? Wel, het is maar hoe je dit wilt interpreteren. In feite hebben we hier te maken met planeten die elkaar, ook al zouden ze dat misschien wel willen, niet kunnen bereiken. Ze begrijpen elkaar niet. Pogingen om een brug te slaan leiden tot een hoop frustratie vooral als dit belangrijke planeten zijn (met name planeten die heersen over hoekhuizen). In die zin kun je dit dus wel dégelijk meenemen in de duiding, maar zeg niét dat een inconjunct een aspect is (een blik waarbij de een de ander ziet). Het is het onvermogen om een verbinding te maken, wat natuurlijk evenzogoed een duidingsfactor op zichzelf is.