Real Astrology, Willem Simmers

E C L I P S E N   E N   D E   Z I N   E N   O N Z I N   V A N   D E   

S A R O S C Y C L U S

 

Wanneer we het over de (of een) saroscyclus of sarosserie hebben, dan hebben we het over een ‘familie’ van eclipsen. Hoe werkt het? Wanneer zich nu, op dit moment, een zonsverduistering voordoet, dan zal dit ook gebeuren over achttien jaar en ongeveer tien dagen (18,031 jaar) op nagenoeg dezelfde plaats aan het hemelse firmament (slechts zo’n tien graden verder van het punt in de dierenriem, waar we hem eerder hadden waargenomen).


Het ongeveer zit in het aantal schrikkeljaren ‒ dit kunnen er vier of vijf zijn ‒ dat zich in die periode van achttien jaar voordoet. Maar ‒ en daar gaat het om, want alle andere eclipsen die zich binnen dat tijdsbestek hebben gevormd, laten we even links liggen ‒ deze ‘nieuwe of tweede’ eclips ligt dus net ietsje verder in de dierenriem dan waar deze zich zo’n achttien jaar eerder bevond.

 

Dit was nogal een ontdekking voor de astronomen van 400 tot 700 jaar voor Christus. Het zegt veel over de mate waarin ze hun vak serieus namen, en over de rekenkundige precisie waarover men beschikte. ‘Hé, hadden we achttien jaar geleden niet ook te maken met een eclips in dat sterrenbeeld op nagenoeg dezelfde graad?’


Men hield daar dus kennelijk een nauwkeurige boekhouding van bij. Deze ontdekking werd uiteindelijk de saroscyclus genoemd naar de ontdekker er van: Meneer Saros. Nee hoor… grapje. Saros betekent eenvoudig ‘herhaling’. Hier werd, voor zover ik dit heb weten te achterhalen, voor het eerst melding van gemaakt in de Suda (middeleeuws Griekse encyclopedie). Zie: www.stoa.org.

De eerste zonsverduistering van een sarosserie (of saroscyclus) begint altijd bij de noord- of zuidpool, in de buurt van ofwel de Drakenkop ofwel de Drakenstaart, waarbij de orb met één van deze knopen niet meer dan achttien graden is.

Dit is altijd een partiële zonsverduistering. Met andere woorden, alleen een klein stukje van de halfschaduw valt op aarde. De kernschaduw valt ergens voorbij (boven- of onderlangs) de aarde.


De daarop volgende zonsverduistering die net iets verder is komen te vallen in hetzelfde teken of net iets over de tekengrens heen, 18,031 jaar later, is ook partieel. De halfschaduw heeft al iets meer terrein gewonnen ten opzichte van 18,031 jaar geleden, omdat de kernschaduw nu ongeveer driehonderd kilometer dichter naar de aarde is opgeschoven. Dit is de nieuwe ‘telg’ van de familie.


Na nog zo’n tien of elf zonsverduisteringen (telkens met een interval van achttien jaar en een aantal dagen) toont de kernschaduw van de betreffende serie zich dan eindelijk boven het aardoppervlak (noord-en/of zuidpool) en zijn er bijna tweehonderd jaar verstreken. Met het volgen van een serie eclipsen uit een sarosfamilie zien we dus, dat de kernschaduw op een gegeven moment de aarde bereikt.

Met een spiraalbeweging schuift de schaduw van de opeenvolgende leden zich vervolgens steeds een stukje verder naar het gebied rond de aardse ecliptica, gaat daar overheen en eindigt vervolgens als een partiële eclips op de tegenovergestelde plaats waar hij ooit, zo’n 1226 tot 1550 jaar geleden was begonnen. De familie is daarmee een echte clan geworden van ongeveer 70 tot 72 leden.

 

Meerdere eclipsen

Het is natuurlijk niet zo, dat er slechts om de 18,031 jaar rond de noord- of zuidpool een eclips ‘geboren’ wordt. We hebben het hier over eclipsen die zich om de achttien jaar op nagenoeg dezelfde plaats voordoen en die zich vanwege de nabijheid die ze met elkaar hebben, zich aaneen rijgen als de kralen van een ketting. Een zo’n ketting is dan een specifieke eclipsenfamilie, een eclipsenserie uit de saroscyclus.

 

Omdat er heel veel series tegelijkertijd actief zijn is het een drukte van belang. Het behoort tot de mogelijkheden dat we per jaar zeven eclipsen te zien krijgen.1982 bijvoorbeeld was een echt eclipsenjaar met vier zoneclipsen en drie maaneclipsen. Een dergelijke hoeveelheid in een jaar is overigens wel een uitzondering. Pas in 2038 maken we dit nog een keer mee. Gemiddeld hebben we te maken met vier tot vijf eclipsen per jaar.

 

Volgens de hierboven vernoemde encyclopedie, de Suda, waren het de Chaldeeërs/Babyloniërs (een volk dat grofweg leefde in een gebied ten zuiden van het huidige Syrië, dat zich uitstrekte tot ver in Irak, het vroegere Mesopotamië), die hier de primeur mee hadden. Ze ontdekten ook, dat een maansverduistering vrijwel altijd vergezeld ging van een zonsverduistering met een interval van twee weken.


Al met al vormde deze kennis de basis, waarop latere astronomen/astrologen in staat waren met steeds grotere precisie verduisteringen lang van te voren te voorspellen. Hierin ligt het belang (en wat mij betreft het enige belang) van de saroscyclus. Dit is in feite in een notendop het hele verhaal.

 

Pater en/of mater familias?

Robert Jansky (25 oktober 1932 – 9 juni 1981) en de zeer gerespecteerde Bernadette Brady zijn van mening zijn dat we rekening dienen te houden met het dierenriemteken waarin de eerste eclips van een sarosserie het levenslicht aanschouwde.

Dus, valt de eerste eclips van een serie bijvoorbeeld in het teken Leeuw, dan dien je volgens hun opvatting de Leeuw invloed altijd te betrekken in je duiding bij het interpreteren van de eclipsen die daarná (18,031 jaar later) kwamen.

Met andere woorden, ook al zou je honderden jaren later te maken hebben met een zonsverduistering die bijvoorbeeld valt in het teken Tweeling en deze hoort bij de familie die ooit in Leeuw was begonnen, dan speelt in deze visie de Leeuw-energie nog steeds een belangrijke rol. De Leeuw blijft volgens deze opvatting de ‘pater familias’, om het zo maar eens te noemen.

 

Jansky is de eerste astroloog geweest die met deze theorie op de proppen is gekomen. Hij beroept zich daarbij op Ptolemeus (87–150 na Chr.) die dit beweerd zou hebben. Echter, deze koppeling van invloeden (de eerste eclips van invloed laten zijn op andere eclipsen uit dezelfde familie) ben ik nergens in zijn werk tegengekomen, wat ook geldt voor een groot aantal andere klassieke werken die ik hier op nageslagen heb.

 

De grote meester William Lilly heeft een compleet boek (Annus Tenebrosus) gewijd aan eclipsen, waar hij zich voor het overgrote deel beroept op het werk van Ptolemeus, maar ook hierin wordt er met geen woord gerept over de saroscyclus.


Het idee om de eerste eclips van een serie bepalend te laten zijn voor de overige eclipsen uit dezelfde serie kunnen we wat mij betreft vergeten. Diegenen echter, die behoefte hebben de saroscyclus in te spinnen binnen een psychologisch kader (maar er zijn historisch gezien géén aanwijzingen dat dit ooit de bedoeling was), kunnen er baat bij hebben de visie van Jansky of Brady te volgen.

Robert Jansky

.